CULTUUREDITORS´ PICKEUROPANATIONAAL

SILVIO IS NIET ALLEEN IN MARCINELLE

Gastarbeider

‘Gastarbeider’ is een woord dat niet meer in gebruik is. ‘Gastarbeider’ is uit de mode. Het wordt niet meer gebruikt en dat met rede. Het komt te dicht bij de waarheid. Een waarheid die duizenden malen smeriger is dan het vuile werk dat diezelfde gastarbeider verrichten mocht. Duizenden en duizenden van hen werden in het buitenland met grote advertenties naar het ‘rijke noorden’ gelokt. De bezitters en aandeelhouders van de mijnbouw, de metaal en andere grote jongens uit de bouw en industrie moesten miljoenen binnenhalen en daar hadden ze die gastarbeiders voor nodig. Er waren simpelweg te weinig ‘eigen’ handen in het land te vinden.

Het is 1921 en de gemeente Ubach over Worms (nu deel uit makend van Landgraaf) telt 3063 inwoners. Het grote gros van de werkenden is destijds grofweg te verdelen in twee groepen; de landarbeiders en de mijnwerkers. De mijnen draaien echter top en hebben dringend mensen nodig. Meer dan er in eigen land voorhanden zijn. De grote golf gastarbeiders is dan ook meer dan welkom en alleen al in Ubach over Worms stijgt het aantal inwoners in 1926 van genoemde 3063 naar 4087. In 1936 bereikt de gemeente 6872 inwoners. In 15 jaar tijd verdubbeld het aantal inwoners. De mijnen varen er wel bij. De steenfabrieken varen er wel bij. De plaatselijke boeren, bakkers, slagers, kleermakers, timmerlui, smeden, huisartsen en groenteboeren idem dito. Ooh, en de lokale begrafenisonderneming heeft allerminst te klagen, al was het maar door het aantal dodelijke ongelukken in de mijnen. De Schaesbergse Oranje-Nassau II weet in haar 67- jarig bestaan het treurige gemiddelde van 1 dodelijke kompel per jaar te bereiken….

Na de Tweede Wereldoorlog stroomden er honderdduizenden gastarbieders naar het noorden om er in de mijnen te werken. Massaal ontvluchten ze op uitnodiging van die noordelijke landen de armoede in hun thuisland. Italianen, Polen, Tsjechen, massaal vinden ze de weg naar het ‘beloofde land’. In Nederland, België en Duitsland wordt er ineens spaghetti en macaroni gegeten, overigens tot groot ongenoegen van de echte uitsluitend aardappel etende Hollander, maar wel tot groot genoegen van iedereen die ook maar een beetje verstand van smakelijk eten heeft. Overigens, Poolse arbeiders zijn zeer in trek, het zijn harde werkers die ze in de mijnen wel kunnen gebruiken. En niet toevallig dus halen Nederlandse uitzendbureau’s nu nog steeds het liefst hun krachten uit hetzelfde Polen.

Silvio

Het is 1946 en Silvio Di Lucio is 19 jaar. Hij heeft door de Amerikanen in Italië sigaretten, koffie en chocola leren kennen. Maar bij thuiskomst in zijn eigen dorp is niets, maar dan ook niets van die ‘luxe’ te bekennen en werk is er trouwens ook niet te vinden. Dan ziet hij de enorme posters waarop het noordse mijnwerkersparadijs wordt aangeprezen “Als je rijk wilt worden ga dan werken in de mijnindustrie in Belgïe.”. Hij hapt toe. Zijn reis gaat inderdaad naar België. Geen luxe reis overigens. Het gaat per trein en of een mens het geloven wil of niet: net als in de Tweede Wereldoorlog reizen de gastarbeiders dus in…. veewagons. Per veewagon naar de beloofde gouden bergen die bij aankomst ’terrils’ blijken te zijn, of te wel de zwarte steenbergen die het mijnwerkersgebied van kilometers afstand herkenbaar maken.

Gastarbeiders, toen en nu. De mijnen in noord Europa konden in het verleden niet zonder ze. En nu is het allesbehalve anders. Nemen we de vleesindustrie, die kan in zijn geheel de vuilnisemmer in als ‘de smerige buitenlander het land uit’ gestuurd gaat worden. Duitsers, Kenianen, Syriërs, Turken en nog steeds heel veel Polen, werken zich uit de naad onder de meest miserabele arbeidsomstandigheden en het perfect uitgedokterde jaagsysteem in de vleesindustrie. En wie zijn mond open doet? Die mag vetrekken. Wil de Wilders, Baudet of VVD-stemmer misschien nog een lekkere carbonade, vakkundig gesneden door een paar handen van een uit Afrika afkomstige slaaf werkzaam in de Nederlandse vleesindustrie? Of toch maar liever niet, om in het vervolg dan als noodgedwongen vegetariër verder door het leven te marcheren .

Slavernij

Silvio Di Lucio arriveert in Wallonië, om precies te zijn in Marcinelle nabij Charleroi, en vindt er onderdak. Alhoewel. Het is geen woning, het is niet eens een normale kamer. De gastarbeiders vinden onderdak in houten barakken gebouwd om Duitse krijgsgevangenen in te stoppen. Drie keer raden met hoevelen ze in deze luxe appatrtementen mogen wonen? Aangekomen op het station moeten hij en honderden anderen zich opstellen in rijen. Mijnopzichters in op uniformen gelijkende pakjes, met mutsen inclusief gouden randjes, zoeken hun ‘werkers’ uit. Als slaven opgesteld en als slaven geselecteerd. “Die, die, en die, en die zijn voor mij. Die neem ik mee.” En het leven en werk? idem dito. Behuizing als een slaaf en het werk is moordend zwaar, letterlijke slavenarbeid. En moordend mag in deze trouwens ook letterlijk genomen worden. Steeds weer gebeuren er masaal ongelukken: gebroken ledematen, afgerukte of verbrijzelde vingers,snijwonden, inwendige kneuzingen , enzovoorts, enzovoorts. En ook dodelijke ongelukken zijn alles behalve een zeldzaamheid in de steenkolenmijnen. En als het dat niet is, is er het kolenstof dat duizenden en duizenden kompels de kop kost. En wat dat betreft nog iets: de aan silicose stervende kompel, sterft niet, hij crepeert. Stikken, heel, heel, heel langzaam stikken….

Kon en kan

VDL Nedcar. Duizenden mensen vinden er hun baan. Of althans: vonden er hun baan. Vóór de grote eerste ontslagronde begint in oktober 2023 werken er rond de 3900 mensen. En de lezer kan het zo ongeveer wel raden: wie werken er? Gastarbeiders, alhoewel. Nu noemen we het migranten of arbeidsmigranten. Overigens hetzelfde ‘pakkie an’ als vroeger. Met z’n achten in een driekamerappartement en de huur wordt door het uitzendbureau alvast ingehouden van het salaris. En waar komen ze vandaan? Nou uit: Polen, Turkije, Marokko, Syrië, Jordanië, Senegal, Letland, Litouwen, Rusland, Ethiopië, Portugal, Spanje, Duitsland en inderdaad ook uit België (trouwens veelal kinderen en kleinkinderen van Italiaanse gastarbeiders). Dat zijn overigens niet alle landen waar ze vandaan komen. Voeg er maar Venzuela, Brazilië, Nepal, Somalië en weet ik wat voor landen nog meer aan toe. Kortom, dat is dan alleen nog maar Nedcar, we hebben het dus niet over de abeiders in de kassen, in de bouw, in de landbouw of Joost mag weten waar. Gaan we op een wijze, zoals een paar miljoen hersenloze Nederlandse stembusgangers en onzin uitkramende malloten, te werk dan kan heel Nederland de poorten sluiten. Overigens: dat is dan per direct. En het volgende is dan wel de simpele waarheid. Nederland kon en kan niet zonder de buitenlanders.

262Solo tutti cadaveri

En op 8 augustus 1956 voltrekt zich dan ook nog eens de onvermijdelijke ramp die te wijten is aan puur winstbejag van de mijneigenaars.

Silvio di Lucio heeft geluk. Hij hoort niet bij de 262 dodelijke slachtoffers van de mijnramp te Marcinelle, in de Bois de Cazier steenkolenmijn. Hij heeft toevallig een andere dienst als de ramp zich voltrekt. Hij is wel een van de reddingswerkers. Reddingswerkers die achteraf ‘bergingswerkers’ blijken te zijn. Alleen doden vallen er te redden. Een van de van oorsprong Italiaans zijnde reddingswerkers maakt tot groot ongenoegen van de mijndirectie het volgende bekend: “Solo tutti cadaveri.”. “Alleen maar lijken.” Geen enkele overlevende, geen enkele gewonde… alleen lijken weet men te bergen. Van twaalf van de geborgen lichamen is tot op de dag van vandaag de identiteit niet bekend. De reddingswerkers lopen tegen de meest gruwelijke beelden aan die een mens zich maar kan voorstellen. Verbrand en verminkt, verdronken, gestikt. Twee broertjes met de leeftijd van 14 jaar worden dood bij mekaar aangetroffen. Door hitte compleet opgezwollen lichamen liggen onder het puin en moeten onder helse omstandigheden uitgegraven worden. Buiten de poort wachten de vrouwen, de moeders, de vaders, de broers en zusters van de mannen en kinderen onderin. En het bergen en wachten duurt wekenlang…

Wat gebeuerde er?

Wachten voor de poort van de mijn. Hoop en wanhoop…

Op 975 meter diepte gaat het mis bij standaard werkzaamheden. Twee mijnwerkers duwen een volle kolenwagen in de liftschacht. Voor hun de normaalste zaak van de wereld. Ware het niet dat er al een kolenwagen in de lift staat. Twee passen er eenvoudigweg niet in. Een van de wagens steekt dan ook uit. De twee kompels bemerken het niet en sturen hem naar boven. Maar daar komt de kolenwagen dus niet aan. Onderweg blijft hij steken en scheurt elecktriciteitskabels en olieleidingen aan flarden in een dan nog steeds, anno 1956, met hout ondersteunde liftschacht en dat blijkt een dodelijke combinatie. Het vuur grijpt door de verdampte olie om zich heen en tot overmaat van ramp staat ook de liftschacht in lichterlaaie, alsmede ook de houten tussendeuren die in andere mijnen allang door metaalen deuren zijn vervangen. De kompels kunnen dan ook geen kant meer op (en ook de trekpaarden, het is onvoorstelbaar maar ze werken er in 1956 nog steeds met paarden) zijn letterlijk ten dode opgeschreven. De getallen over het aantal overlevenden variëren. De ene bron noemt 6 overlevenden, de andere 13 van de afgedaalde kompels. De helft van de slachtoffers is italiaans, dan volgt een fiks aantal Belgen, gevolgd door de 12 nationaliteiten die er te vinden zijn onder de slachtoffers.

De Italiaans regering is des duivels. De meest noodzakelijke veiligheidsmaatregelen zijn door de mijndirectie nooit genomen. Officieel voldoet de mijn aan de Belgische eisen. Officieel dan, in werkelijkheid zou de cynicus zeggen: een lachertje! De Italiaanse overheid eist stukken betere veiligheidsmaatregelen van de Belgische regering, anders zeggen zij de afspraken gemaakt betreffende gastarbeiders op. En de Belgische regering? Ondanks de 262 dodelijke slachtoffers weigert men! Ze nemen het besluit om hun gastarbeiders voortaan gewoon uit Turkije, Griekenland, Marokko en Joegoslavië te halen. Ook dat is een oplossing…

Lauradorp

Keren we nog een keer terug van het verleden naar het nu. De Landgraafse arbeiderswijk Lauradorp is puur en alleen gebouwd om ‘gastarbeiders’ te huisvesten. De mijnbouw, en dus ook de mijn Laura te Eygelshoven, draait dermate goed na de eerste wereldoorlog dat men besluit om een tweede mijn te bouwen in Eygelshoven, de Julia. Daar moeten dan ook de nodige mensen aan het werk gaan en die moeten wederom ergens gaan wonen. Men besluit om in Ubach over Worms een nieuwe wijk te bouwen en wel pal tegen de kern Waubach aan. De wijk wordt gebouwd in opdracht van Laura en Vereniging en krijgt dus de naam Lauradorp. De bouw ervan begint in 1926. In de wijk woonden en wonen o.a. de volgende families: Smeets, Raduzzi, Simons, Jansen, Salmaso, Marcic, Capaï, Jürgens, Nagý, Svoboda, Toussaint, Petrovic, Yildiz, Labyed, Mestrini, Sclapka, Blaszka, Peters of Benali. En dat zijn ze heus niet allemaal. Zij wonen hier inmiddels generaties lang hier en zijn met zogenaamde ‘mensen van hier’ getrouwd. En ja: zij hebben inmiddels kinderen en kleinkinderen met Nederlandse, Poolse, Italiaanse, Turkse, Marokkaanse en uit andere landen afkomstige voorouders. Vraagje: ….. buitenlanders het land uit?

En Lauradorp? Lauradorp is allesbehalve een uitzondering. We gaan ze echt niet allemaal opsommen, maar het aantal wijken dat gebouwd werd om ‘gastarbeiders’ te huisvesten die nodig waren om de Nederlandse economie draaiende te houden moge voldoende zijn om een indruk te geven van de grote en noodzaak hiervan. Op luttele kilometers afstand van elkaar liggen de mijnwerkers koloniën: in Schaesberg: Achter de Haesen, de Kakert, Leenhof, het Eijkske. In Hoensbroek de wijken: Klooster, Butting, Slakken-Horst-Metten, in Brunssum de wijken Schuttersveld, Langeberg, De Egge, Rozengaard, Treebeek-Haansberg. In Heerlen: Molenberg, Maria Christina, Passart, Ganzeweide, Musschemig, Beersdal, Wingerd, Rennemig. In Eygelshoven: de Hopel, Op de Bossen. Kerkrade: Eikerkolonie, et cetera, et cetera. En al wijken zijn wederom hetzelfde als alle andere arbeiderswijken in Nederland.

Puur en alleen al het aantal van deze wijken, en de tijdsduur van rond de 70 jaar waarin deze gebouwd zijn, toont aan hoe volstrekt idioot het is om te denken dat Nederland een land van of voor uitsluitend ‘Nederlanders’ is. Of het nu wijken uit de voormalige kolen- of metaalindustrie, katoen- of vleesindustrie, of wat voor industrie dan ook mogen zijn, allemaal eender. Ze bestaan stuk voor stuk uit een mengelmoes aan mensen die hoopten hun geluk te vinden door te werken in Nederland, terwijl zij in werkelijkheid tot op het bot levenslang uitgebuit worden, net kunnen rondkomen van de kruimeltjes die het groite kapitaal ze toewerpt terwijl de miljardairs kapitalen en nog eens kapitalen opstrijken. Toen en nu… idem dito.

En Silvio? Silvio was een van de 77.000 Italiaanse gastarbeiders die naar België trokken en die vind je dus niet alleen in Marcinelle.

Zalig kerstfeest gewenst.

Afbeeldingen: wikkicommons

Please follow and like us:
Help-Desk