EUROPAREGIONAALWERELD

DE MIJNEN DICHT IS ZO SLECHT NOG NIET

Wereldwijd tal van berichten van een fiks aantal Facebook-groepen over en uit het Limburgse of internationale mijnverleden. Het geeft aan dat het verleden nog lang niet verwerkt is, echter was dit verleden dan zo goed? Het aantal doden en invaliden verteld een ander verhaal.

Landgraaf, 4 januari 2025, 16:25

Frankrijk, Courriéres 1906

Noord-Frankrijk, Pas de Calais. In het noord-westen van Frankrijk ligt het grootste kolenbekken van het land en meteen ook de plaats waar de grootste Europese mijnramp plaatsvond. In Courriéres, een dorp nabij Mons (Bergen), voltrekt zich op 10 maart 1908 een ramp waarbij van een ongeluk geen sprake meer kan zijn. 1800 mijnwerkers dalen af in de mijn, waaronder veel zogenaamde galibots, jongens van 14 en 15 jaar. Omstreeks 06:30 gebeurt het onvermijdelijke: een kolenstof explosie op schacht 3 in de mijn. Schacht 3 knalt uit mekaar door het zogenaamde ‘grauwvuur’ en blaast de lift letterlijk uit de schacht en veroorzaakt een enorme chaos. Alles bij mekaar geteld eist de explosie en zijn gevolgen het onwaarschijnlijk hoge aantal van 1099 doden. Dit hoge aantal was te wijten aan het feit dat het ongeluk wel op één mijn begon maar het niet bij die ene mijn bleef.

De expolsie vond plaats in de mijn van Courriéres maar het vuur en meerdere andere explosies vonden daaropvolgend plaats in nabij gelegen steenkoolmijnen. De mijnen waren doelbewust ondergonds met elkaar verbonden om in geval van nood meer vluchtwegen ter beschikking te hebben. Dit idee kwam voort uit een ramp die onstond doordat er een andere mijn, enige tijd voor deze ramp, onder water gelopen was en de mijnwerkers niet vluchten konden. Nu waren er weliswaar vluchtwegen maar werkten deze volstrekt averrechts. De gassen waren in iedere mijn aanwezig door gebrekkige ventilatie en het vuur en de explosies verplaatsten zich dus met een ongelooflijk hoge snelheid over een viertal mijnen in Méricourt (404 doden), Sallaumines (304 doden), Billy-Montigy (114 doden) en Noyelles-sous-Lens (102 doden). Ook stierven er tal van reddingswerkers die zich direct na de ramp in de mijn begaven. Zij werden slachtoffer van de giftige gassen en instortende mijngangen.

De gebrekkige ventilatie kwam voort uit de bezuinigingen van de mijndirectie. Net zo goed als het gegeven dat de mijnwerkers er zonder veiligheidslampen naar beneden werden gestuurd. Lampen die ondergronds waarschuwden voor aanwezig gas bestonden wel degelijk. De aanschaf daarvan vond de directie echter ook te duur. De kompels gingen dus noodgewongen met open viuur ondergronds aan het werk.

De lokale reddingswerkers kunnen een dermate grote ramp helemaal niet alleen aan. Er komt hulp uit Parijs, uit België én uit Duitsland. Aanvankelijk worden de Duitse reddingswerkers, uit het Ruhrgebied afkomstig, uitgejauwd. De waardering voor het werk dat de Duitse reddingsploegen verrichten wordt echter met de dag groter. Zij beschikken over destijds moderne beademingapparatuur en begeven zich dus ook tussen de giftige gassen ondergronds en kunnen derhalve tal van lichamen bergen. Overigens worden er nog 20 dagen na de ramp overlevenden naar boven gehaald, vermoedelijk dankzij de Duitse medewerking.

Protesten

De mijngangen worden over een afstand van maar liefst 110 kilometer verwoest. Er moet dus sprake zijn geweest van enorm, bewust gebrekkig, en daarmee geldbesparend niet verricht onderhoud. En natuurlijk weet de mijndirectie nergens wat van af en wijst alle verantwoordelijkheid van zich af. Ze komen er echter niet zo maar mee weg. Al tijdens de eerste begrafenissen breken er protesten uit.

Daags voor de explosie wordt er brand ontdekt in de mijn op 270 meter diepte. Die put werd gesloten op last van de directie. Het vuur was de dag erna echter niet geheel gedoofd, hetgeen ook door een van de mijnwerkers bij de directie gemeld wordt. Dit wordt echter terzijde geschoven en 1800 mijnwerkers worden naar beneden gestuurd alsof niets aan de hand is.

Ook besloot men vrij vroegtijdig om het reddingswerk stop te leggen en de mijnen af te sluiten om aldus het vuur de zuurstof te ontnemen en het zo te doven. Aldus doende kozen de mijndirecties er dus voor om in plaats van levens te redden, of minimaal pogen te redden, de mijn af te sluiten en daarmee de aanwezige kolenlagen te sparen van het vuur om daarna weer zo snel mogelijk de produktie op te kunnen nemen. Er volgen vanzelfsprekend woedende demonstraties en stakingen die 55 dagen aanhielden. Om een verdere verspreiding van stakingen en een eventuele opstand tegen te gaan stuurde de Franse overheid namens minister Clemenceau maar liefst 30.000 militairen naar het gebied. En de gevolgen daarvan waren dan ook voorspelbaar. Gewelddadige confrontaties waarbij het leger en politie de stakers onderdrukten konden niet uitblijven en vonden in meerdere steden en dorpen plaats.

Als gevolg werden er in Frankrijk echter wel verschillende wetten aangenomen die de werkgevers terdege verplicht om de veiligheid in acht te nemen. Onder andere; reddingsteams moesten met zuurstofapparatuur uitgerust worden de de veiligheidslampen werden ook plicht. Verder werden de mijnen ook verplicht om in ventilatiesystemen te investeren.

Alsdorf, Grube Anna, 1930

Duitsland, Alsdorf. Niet zo groot als in Courriéres maar nog steeds een van de grootste mijnrampen uit de Europese geschiedenis voltrekt zich op de Grube Anna II en wel op 21 oktober 1930 en wel om 07:29 uur. Een koolstofexplosie eist 271 levens en ook nog eens 304 ernstig gewonden voor zich op. Niet alleen ondergronds maar ook bovengronds is het een ravage van jewelste. Dat het een enorme klap moet zijn geweest wordt ook nog eens, helaas, onderstreept door het hoge aantal dodelijke slachtoffers bovengronds met 35 overledenen. Onderstaande foto toont de schachtbok die door de explosie eenvoudigweg is omgeblazen. De luchtdruk die door de explosie uit de schacht geblazen wordt is dermate sterk dat de dakpannen van huizen in de directe omgeving (tot op 150 meter) weggevaagd worden. Rond vliegende brokstukken boren zich door de ruiten, kozijnen worden simpelweg weggedrukt uit hun sponningen.

Mijnongelukken waarbij doden vallen zijn niets ongewoons. Ze gebeuren om de haverklap sinds er mijnen bestaan. Dit ongeluk is echter van een dermate omvang dat er een schok gaat door geheel Europa. Echter gebeurden er in Duitsland in dat zelfde jaar nog twee grote ongelukken. Een daarvan was in de Wenzoslausmijn, Silezië, op 10 juli 1930 met 151 doden. Hetgeen er toe leidde dat er alleen al in dat jaar rond de 500 dode kompels te betreuren waren in Duitsland.

Op de bovenste foto zijn familieleden van de omgekomen kompels te zien tijdens de begrafenisstoet die destijds gefilmd werd in de straten van Alsdorf. De Eschweiler Bergbau Verein, de eigenaar van de mijn, herbouwd de mijn en zal haar in bedrijf houden tot in 1983. De schachtbok en verschillende monumentale gebouwen laat men staan ter herinnering voor de komende generaties. Ze zullen behouden blijven als eerbetoon aan de mijnwerker en zijn gezin. Het mijnterrein werd omgetoverd tot een park en het zogenaamde ‘Langhaus’ is als museum ingericht. In tegenstelling tot Nederland waar men de ‘kompel’ en zijn familie als grof vuil aan de kant heeft geschoven, heeft men in Duitsland, waar menig Nederlander zo graag op afgeeft, dus wel degelijk het fatsoen om de geschiedenis aan de kompel in ere te houden.

Duitslands zwaarste mijnramp vindt 16 jaar later plaats op de Grimbergmijn, gemeente Bergkamen, in het oosten van het Roergebied gelegen. Op 20 februari 1946 is er een explosie ondergronds. Uiteindelijk vallen er 405 dodelijke slachtoffers te betreuren. Naar alle waarschijnlijkheid zijn deze echter niet allemaal bij de explosie of meteen daarna overleden. De doden en overlevende zijn zo goed als onbereikbaar voor de reddingswerkers. Ook hier neemt de directie al vroegtijdig het besluit om de mijn af te sluiten en de schachten dichtte metselen. Men neemt aan dat er dus wel degelijk heel wat kompels levend begraven zijn.

Birmingham 1908

De Hamstead Colliery, 4 maart 1908. Op een diepte van ruim 600 meter onder de grond zitten 25 kompels opgesloten en gevangen als het vuur ondergronds in de gangen om zich heen grijpt. Zij overleven de ramp niet. Steeds meer van hen raken bewustloos door de gassen die om zich heen grijpen. De mannen beseffen wat hun te wachten staat. zij schrijven afscheidsbrieven en laten op de kolenwand een bericht achter: “The Lord Preserve us. For we all trusting in Christ.” Hun lichamen worden allemaal geborgen. Bij de reddingspogingen komt er echter ook nog een van de reddingswerkers om het leven zodat het aantal dodelijke slachtoffers op 26 komt.

Pingdingshan 2009

China, Henan, Pingdingshan. Op 8 september 2009 komt het bericht binnen dat er in het Chinese Henan een mijngasontploffing heeft plaatsgevonden. Minstens 35 mijnwerkers hebben het leven gelaten. Vierneveertig zitten er bij het bekend worden van het ongeluk nog ondergronds vast. China heeft wat betreft de steenkoolmijnen een enor m slechte reputatie. In 2009 waren er ruim 16.000 mijnen met oin het jaar ervoor, 2008 maar liefst 3200 dodelijke slachtoffers onder de kompels. Op onderstaande foto brengen leden van de reddingsbrigades overlevenden naar de ambulances.

De grootste mijnramp in de geschiedenis heeft ook in China plaatsgevonden. In 1942 komen er officieel 1549 mensen om bij een brand die uitbreekt na een ondergrondse explosie in de mijn te Benxi. Volgens ooggetuigen zou het daadwerkelijke aantal doden echter 3000 bedragen.En ook hier werden de uitgangen weer geblokkeerd om het verder branden tegen te gaan. ditmaal werd de beslissing genomen door de Japanse bezetters.

Het aantal dodelijke slachtoffers in Nederland bedraagt 1475. Dat is dan buiten de kompels gerekend die aan silicose of stoflongen overleden. De ON II te Schaesberg telde gemiddeld voor ieder jaar van haar bestaan van 1904 tot in 1971, 1 dode. Overigens is er gemiddeld edere maand 1 mijnwerker omgekomen op de mijn in het bestaan van de Nederlandse mijnbouw.

De grootste mijnramp in Nederland vonden vonden op de staatsmijn Hendrik te Brunssum plaats. Vond en vonden klinkt vreemd is echter te verklaren omdat het twee maal hetzelfde aantal slachtoffers alsook tweemaal op de zelfde steenkoolmijn pollatsvond. Op de Hendrik vond op vrijdag 13 juli 1928 de eerste mijnramp plaats met 13 dodelijke slachtoffers. Voor menigeen inderdaad omdat het vrijdag de dertiende was. De facto zette een van de kompels echter de vlam van zijn Davylamp te groot bij een controle terwijl er inderdaad een heel hoog percentage gas aan wezig was. En dan was er, wederom op de Hendrik, op 24 maart overleden wederom 13 mijnwerkers. Ditmaal was een brand ontstaan door oververhitting van het transportband de oorzaak. Staatmijn Hendrik had trouwens sowieso het hoogste aantal mijnrampen van alle mijnen in Nederland. er overleden 178 kompels in het bestaan van de mijn van 1915 tot 1963.

Van groot naar klein. De dodelijke mijn-ongelukken zijn wereldwijd niet te tellen. Laat staan de ongelukken waarbij kompels voor de rest van hun leven invalide raakten en raken. En dan hebben we het niet eens over de uitbuiting van de kompels en hun families. Al met al is het alles behalve slecht dat de mijnen dicht zijn. Nemen we tot slot nog de silicose als voorbeeld nemen over de wijze waarop de mijnwerker ‘gewaardeert’ werd door de Nederlanse overheid.

Silicose-stoflong

Een ander verhaal is de vraag hoeveel mijnwerkers er in Nederland aan silicose overleden zijn. Silicose, of stoflongen genoemd, waren de facto doodsoorzaak nummer 1 bij mijnwerkers. Het aantal overledenen aan silicose bij ondergrondse mijnwerkers is simpelweg niet vast te stellen. Decennialang weigerden keuringsartsen om kompels met stoflongen ook als zodanig te erkennen. De artsen stonden zo ongeveer letterlijk op de loonlijsten van de mijnen. De mijnen moetsen in geval van silicose een vergoeding betalen. Het was dus stukken goedkoper om de mijnwerker door de ‘betaalde’ keuringsarts met een leugen weer naar huis te sturen. In Brunssum zat er destijds een huisarts die van de mijn aldaar destijds 2,50 gulden betaald kreeg per kompel die hij weer gezond schreef en dus weer werken stuurde, daadwerkelijk gezond of niet gezond was dus niet echt van belang. En waarschijnlijk overbodig maar toch: 2,50 gulden was in de jaren 50 en 60 echt wel iets anders dan €2,50 nu.

Neem bijvoorbeeld deze. In tien jaar tijd waren er sinds 1939 welgeteld 110 mijnwerkers aan stoflongen overleden. Dat waren de officiële cijfers. In Duitsland waren de vakbonden stukken actiever en sterker. Daar telde men alleen al in het jaar 1949 1100 aan silicose overleden kompels. Het aantal van 1100 in een jaar voor Duitsland geeft een veel realistischer beeld dan het compleet gemanipuleerde aantal van 110 in 10 jaar in Nederland. Vanzelfsprekend had Duitsland een veelvoud aan mijnen en kompels ten overstaan van Nederland, maar het genoemde aantal ligt veel dichter bij de waarheid dan dat wat de Nederlandse overheid en mijnen in hechte samenwerking tot stand hebben laten komen. De verhalen die tal van door silicose getroffen kompels én hun nabestaanden vertellen over hoe misdadig de mijnen én tal van artsen de kompels met een kluitjje in het riet stuurden om in hemelsnaam maar niet te hoeven betalen spreken boekdelen over de smeerlapperij die de Nederlandse overheid en de mijnen begingen.

Natuurlijk waren de kompels ondergronds volledig van mekaar afhankelijk qua werk en qua veiligheid. De sfeer die ondergrondse kompels bij het werk hebben is daadwerkelijk uniek te noemen. Om het werk van de kompels, hun onderlinge verbondenheid en kameraadschap echter te romantiseren en de daadwerkelijk misdadige uitbuiting door mijndirecties en aandeelhouders daarbij maar voor lief te nemen gaat te ver. De kameraadschap en verbondenheid én de uitbuiting moeten onthouden worden. Achteraf mogen we echter blij zijn dat de ‘koel’ simpelweg dicht is.

Afbeeldingen: Instagram, Youtube.

Please follow and like us:
Help-Desk