HAAT ISRAËL ZIJN KINDEREN ZOZEER?
Een verhaal uit Gaza
Nuseirat Camp is geen plek om te leven, net zo min als het een plek is om te sterven.
Stof dwarrelt door dat wat ooit een gerieflijk ingerichte woonkamer moet zijn geweest. Het stof beweegt zich vrijelijk door de compleet verwoeste kamer, en net zo vrijelijk verplaatst hij zich door de rest van de woning. Of althans, dat wat ooit een woning was, nu is het een open ruimte wiens beeld gelijk is aan de vorige en volgende etage, in deze straat of welke straat dan ook in Nuseirat. Aan flarden gereten. Een huis zonder voorkant, zonder dak, zonder ramen en zonder vreugde. Her en der steekt verzengd metaal uit de happen gekarteld beton die tot voor kort nog als geheel zijnde een muur vormden. Van de keuken is er nog een stukje gordijn over dat onder de brokstukken uitsteekt. Van de kozijnen resten nog houtsplinters, ze liggen bijeen gewaait in de hoek van de kamer.
Twee kinderen zitten in het puin ergens in Nuseirat Camp. Hakim en Janna zijn neef en nicht, hij is 9 en zij is 7 jaar oud. Ze hebben de nacht overleefd. Weggeslopen uit de kelder waar de overburen de kinderen na het bombardement van gisteren heen gebracht hadden. Weggeslopen om thuis te kunnen zijn. De overblijfselen van het appartement zijn hun thuis. Brokstukken van kapot gereten beton en cement dienen als woondecoratie. Hun thuis was tot eergisteren hun huis. Het huis waar zij met hun ouders woonden. Het huis is er grotendeels niet meer, net als tachtig procent van Nuseirat er niet meer is. Herinneringen aan het huis zijn er nog, dat wel. En de herinneringen aan hun ouders, ouders die er ook niet meer zijn. Pijn is er. Volop. Pijn in het hart. Verdriet en pijn. Pijn om dat wat hun afgenomen en aangedaan is.
De liefde en genegenheid, de warmte. De aai over de bol, het vasthouden van die grote hand als ze van school werden opgehaald. Het opgetild worden voor die dikke knuffel. De kus op het voorhoofd om lekker in slaap te vallen. De blik vol vreugde in elkanders ogen bij het eten. Allemaal weg. Weg door die ene fatale aanval van het Israëlisch leger. Hakim en Janna overleefden de aanval. Zij waren samen op bezoek bij vriendjes twee straten verderop. De rest van de twee families overleefde het niet, zij waren gewoon thuis, gewoon op de verkeerde plek op het verkeerde moment. Kan dat überhaupt? Op de verkeerde plek zijn als je thuis bent, kan dat?
De muren zijn overal grijs van het stof. Alleen achter de resten van een bankstel, net onder de plek waar een groot gat gaapt, dringt een rode waas nog door het stof op de muur. Bloedrood is de kleur. En dat is alles behalve een uitzondering in deze puinhoop die ooit een stad was. In de hoek waar het bankstel stond speelden Hakim en Janna voor het eerst samen toen zij nog drie en twee jaar oud waren. Ze speelden met oud speelgoed maar dat maakte niet uit. De kinderen konden het van begin af aan goed met mekaar vinden. Oud of nieuw speelgoed? Het was niet van belang, ze speelden zonder angst. Zonder angst en vol levenslust, niet wetend wat er komen zou. Nu zitten ze dicht bijmekaar en ademen iedere teug het stof in dat ruimschoots aanwezig is en door de wind in beweging wordt gehouden. Ze proeven de smaak van het kapot cement. De smaak van hun huis eindigt op hun longen.
Janna en Hakim zitten op de tweede verdieping en kijken zwijgend naar de taferelen die zich op straat afspelen. Het straatbeeld is een kopie van de foto die Don McCullin op Cyprus maakte in 1964. Iedereen in beeld met verschrikking in het gezicht. Complete verbijstering en pijn spreekt uit hun ogen. Omwonenden staan er verbijsterd bij, kijkend naar de slachting van familie, vrienden of buren. Zij slaan de handen in de lucht en vragen God waarom? Enkele kinderen staan aan de overkant van de straat. Een draagt een bebloed verband om zijn hoofd, een ander draagt meerdere verbanden om armen en benen. Een derde kind met donker krullend haar staart afwezig naar de grond, haar hoofd rust op de schouder van een ander kind. Bij dat kind zijn de ogen half dicht geknepen, haar gelaat is vertrokken van pijn en woede. Het tafereel herhaalt zich dagelijks meerdere keren. Iedere keer opnieuw wordt er een familie uit mekaar gerukt. Het aantal Palestijnen daalt en daalt, de haat naar Israël en de westerse staten die hun steunen groeit en groeit.
Wederom wordt er een vermoord kind weggedragen. Alweer een kind vermoord door het Israëlisch leger. De raketten sloegen in en deden hun werk naar behoren, zoals ze dat moeten doen volgens de legerleiders die ze afvuren. Om te moorden, daar heeft het Israëlisch leger ze speciaal voor besteld op aanbeveling van het Amerikaanse leger. Bovendien komen ze uit de V.S. zelf en dan hoeft Israël ze in werkelijkheid niet te betalen. De Amerikanen leveren voor miljarden aan Israël en de wapenindustrie vaart er wel bij, zoals in alle oorlogen. Alweer een dood kind en alweer een van de bijna vijftienduizend dode kinderen in Gaza. Jana en Karim zien het, voelen het. Ze kennen de andere dode kinderen van school en van het spelen op straat, lang geleden lijkt het. Waarom is dat kind dood en leef ik nog? De kinderen kijken naar mekaar. Geen antwoord mogelijk op elkanders vragende blik.
Lopen kan alleen op de stukken waar het puin aan de kant is geschoven. Het puin op de straten is net ver genoeg aan de kant geschoven om er een van die kleine ambulance busjes door te kunnen laten. En dat alleen daar waar eens de hoofdweg is geweest. Kleinere zijstraten zijn er niet meer. Ze zijn ingeruild voor langgerekte slierten puin. Wie op weg is naar de overblijselen van zijn huis of resten van zijn appartement zal absoluut over en door het puin moeten baggeren. Iedere stap is een pas door het vernietigde leven van Nuseirat. Iedere pas opnieuw wordt de pijn, het verdriet en de haat steeds weer gevoed.
Niks nieuws onder de zon als er de volgende enorme rookpluim opstijgt uit Nuseirat. Dagelijks kunnen de fotografen zo’n kiekje maken van een vette rookpluim die naar de hemel opstijgt uit de puinhopen. Als de rook weggetrokken is hangt het stof nog tussen de ruïnes. In plaats van huizen schiet de Israëlische artillerie de laatste weken de ruïnes in puin. In tact zijnde huizen om te raken en te verpulveren zijn er niet meer. De Israëlische kannoniers mogen trots zijn op zichzelf, weer onschuldige burgers en hun huizen vernietigd. Knap staaltje werk toch? En onbestraft, vooralsnog.
Janna en Hakim staan achter dat wat in het verleden een slaapkamerraam was en zien twee mensen die zich buiten hebben gewaagd. Een moeder heeft haar 5-jarig dochtertje bij de hand en voert het kind weg tussen de aan de kant geschoven brokstukken. Kapot hout, brokken steen, uit mekaar geblazen meubelstukken, halve daken die in slierten naar benden bungelen als takken van een treurwilg. Het merendeel van de gebouwen kan ieder moment in mekaar storten en de bewoners in de kelders bedelven. Maar waarheen? Verbogen metalen platen zijn alles wat er nog rest van de wasmachine. Ooit een aanschaf waar jaren voor was gespaard. Maar ja, wie denkt er hier nog aan een wasmachine? Stroom is er sowieso niet, ook de krachtcentrale is allang door de Israëliërs volstrekt doelbewust aan gruzelementen geschoten. En dan de ziekenhuizen? Die zijn overvol en dienen dus als perfect doelwit voor de Israëliërs. Makkelijk scoren om de teller flink op te schroeven. En bovendien schakel je gegarandeert enkele hulpverleners uit. Wie weet, misschien kun je zelfs enkele artsen raken en trots als ‘vijand geëlimineerd’ in je artellerieverslag vermelden? Vooralsnog ongestraft.
Kapot gereten lichamen zijn ook niks nieuws onder de zon, zoals overigens alles hier. Of nee, niet alles is aan flarden gereten. Hoop is er nog. Al is die nog maar nét zo klein. De hoop is al wat rest. En net die hoop, die krijgt Israël niet kapot. Hoezeer ze het al jaren en jaren, al decennialang proberen met al hun gruwelijkheden. Met al hun leugens,die nog talrijker zijn dan hun slachtoffers, lukt het ze niet om de hoop te doden. De hoop blijft leven en het is net die hoop die Israël vroeger of later zal dwingen om te luisteren naar dat wat menselijk is. Dwingen om te luisteren naar alles en iedereen die wel een geweten heeft.
Honderden schakeringen van grijs vormen een beeld dat aan het murw gebombarderde Berlijn, Grozny of Londen doet denken. Was Berlijn erger? Was het meer misdadig om de burgerbevolking van Warschau zo te bombarderen? Was dat dan ook geen oorlogsmisdaad? Net als het bombarderen van Londen, Hanoi, Rotterdam, Guernica, Coventry, Hiroshima of Nagasaki? Erger? Erger dan een oorlog? Oorlog is altijd misdaad. Vraag het maar aan de overlevenden. Vraag het maar aan Hakim en zijn nichtje Janna, zij weten het.
Het slot
Israël pleegt een genocide. Israël pleegt een genocide die ‘live’ te volgen is door heel de wereld. Ontkennen is onmogelijk. Het niet toelaten van de internationale pers helpt daar ook niet bij. Integendeel, de weigering om de onafhankelijke pers toe te laten voedt het wantrouwen en voedt ook de gerechtvaardigde conclusie dat Israël, gesteund door het Westen, absoluut bezig is met een volkerenmoord. De hele wereld kan de Israëlische oorlogsmisdaden zien en wel exact op het moment dat ze gepleegd worden. Israël neemt een onmogelijke schuld op zich. De toekomst zal voor alle Israëliërs getekend zijn met de misdaden die het leger er nu in opdracht van de regering, en met eigen goedbevinding, uitvoert. De kinderen die nu in Israël geboren worden zullen daar mee moeten leven, en hun kinderen ook en de daaropvolgende generatie idem dito. Israëls kinderen zullen dat ervaren wat Duitsers en Japanners al generaties achter mekaar ervaren. Een oorlog wordt niet vergeten en een genocide al helemaal niet. Een van de waarheden die Netanyahu en zijn leger voor hun eigen volk verzwijgen is dat zij een enorme last op de schouders leggen van de nu nog ongeborenen in hun land. Ook de ongeborenen hebben in de ogen van de wereld nu al bloed aan hun handen.
Nuseirat Camp ligt op 10 km van Gaza-stad. Het was en is het thuis van Hakim en zijn nichtje Janna en al hun lotgenoten. Hun stad zal weer opgebouwd worden. Niemand weet wanneer de wederopbouw exact zal plaatsvinden, maar hij zal vroeger of later komen. Zij zullen hun stad en hun leven weer opbouwen en beiden zin geven. Israëls kinderen zullen zich voorgoed de vraag stellen waarom deze genocide?
Haat Israël zijn kinderen dan zo erg?
Lambert Rinkens
Landgraaf
24 december 2024